Leerlingen naar Burkina

Leerlingen van Gertrudis vieren Kerst in Burkina

Door Sjef Theunissen, Stichting Help Burkina

In het voorjaar van 2008 werd op verzoek van de stichting Help Burkina o.a. op het Gertru­discollege te Roosendaal actie gevoerd voor een dorpskliniek in Balkiou, Burkina Faso. Van­wege de positieve ervaringen met de eerste reis naar Burkina in 2006 ontstond meteen het plan om opnieuw een twintigtal leerlingen de kans te geven om een bezoek te brengen aan een van de armste landen van de wereld.

Het project zelf was oorspronkelijk begroot op € 73.000,--, maar door de gestegen prijzen, ook in Burkina, kwam daar nog een € 10.000,-- bij. Samen met enkele basisscholen in West­brabant, een groep wandelaars die tijdens de 4-daagse ruim € 10.000,-- bij elkaar stapte en soms ruime giften uit andere bronnen wist het Gertrudis dit bedrag bij elkaar te krijgen. Van de zijde van IMPULSis werd een subsidie van € 31.000,-- ontvangen.

De verhalen van de deelnemers van 2006 bleken op school hun uitwerking gehad te hebben, want het duurde niet lang of er hadden zich 21 deelnemers gemeld. Om hen voor te bereiden op een verblijf in primitieve omstandigheden zonder elektriciteit, waterleiding, telefoonver­bindingen en zelfs toiletten was enige instructie geen overbodige luxe: de leerlingen kwamen op regelmatige tijden bij elkaar, allereerst om elkaar te leren kennen, maar ook om kennis te nemen van de ervaringen en raadgevingen van de 3 begeleiders die ook in 2006 hadden deel­genomen. Tenslotte volgde in oktober een heel weekend met elkaar, waarbij ook twee in Ne­derland werkende jonge mannen uit Burkina werden uitgenodigd om te vertellen over ge­woonten en gebruiken in hun land die afwijken van wat wij in Nederland gewend zijn. Het klikte geweldig tussen de groep en deze twee en er kwamen ook veel vragen over de meest uiteen lopende zaken vanuit de groep.

Op 13 december was het dan zover dat we in de bus naar Zaventem konden stappen. Via Tri­poli kwamen we tegen middernacht bij een temperatuur van 29 graden in Ouagadougou aan. Iedereen had minstens twee grote koffers bij zich, want er waren veel hulpartikelen meege­nomen. Onvoorstelbaar dat dit alles boven op een niet al te groot busje geladen werd en dat er onderweg naar ons eerste verblijf niets afviel!

De eerste dag in Ouagadougou was meteen een hoogtepunt, want we werden uitgenodigd door de Larlé Naaba, een traditionele keizerlijke prins, om ’s morgens een bezoek te brengen aan zijn Jatropha curcas -plantage van 100 ha. Deze plant groeit ook op droge, steenachtige grond en groeit uit tot een boom van 8 meter. Omdat zij giftig is wordt ze niet opgepeuzeld door de overal los rondlopende geiten en schapen en uit de pitten die zo groot zijn als koffiebonen kan olie geperst worden. Deze olie kan zonder verdere bewerking in dieselmotoren gebruikt wor­den. Begin december is er in Nieuw Zeeland een proef gedaan met een Boeing die op jatropha-olie vloog. Omdat Burkina ver van de zee ligt en geen bodemschatten heeft zou grootschalige aanbouw van deze plant op braakliggende gronden kunnen helpen het energie­probleem gedeeltelijk op te lossen.

Na dit bezoek werd ons door de prins een lunch aangeboden en ’s avonds wachtte ons een cultureel programma met zang, muziek en dans zoals het in onze theaters niet gebracht wordt. Vooral de capriolen van een balaphoonspeler die op, onder, naast en achter zijn instrument zijn kunnen liet zien wist enthousiaste reacties op te roepen. Tenslotte werden wij uitgenodigd voor een diner ten paleize. Een dergelijke opening van ons verblijf had niemand verwacht!

De volgende dag vertrokken we in het kleine busje met iets minder bagage naar het 130 km oostelijker gelegen Balkiou. Aan de grens van de gemeente werden we opgewacht door een open vrachtwagentje met daarop een groep tam-tamspelers die in langzaam tempo al trom­melend een km of 7 voor ons uit reden. Langs de hele weg alleen maar blije en lachende ge­zichten! Wat een onthaal! Ons verblijf bestond uit twee nog leegstaande lokalen van een pas gebouwde middelbare school, jammer genoeg op enige afstand van de eerste huizen. Veel huizen waren gebouwd in banco, de zelfgemaakte modderstenen die bij aanhoudende regen weer zacht worden met het te verwachten resultaat. “Rijke” mensen kunnen cement kopen en dan huizen van cementsteen bouwen. Overigens kwamen er vrijwel de hele dag jongeren naar ons toe om samen te voetballen of te proberen met elkaar te praten, hetgeen niet zo makkelijk was, want zij spraken ofwel alleen Morée (als ze geen scholing hadden gehad), ofwel Frans of in het gunstigste geval een mondjevol Engels. Onze leerlingen spraken geen Morée, noch Frans en met het Engels lukte het ook al niet zo goed. Desalniettemin werden er ontzettend leuke contacten gemaakt, want praten met handen en voeten, en desnoods nog andere li­chaamsdelen lukte geweldig.

De eerste volle dag in Balkiou werd besteed aan beleefdheidsbezoeken aan de plaatselijke chefs en de burgemeester van Pouytenga. Het gemeentehuis lag op 45 minuten stappen van ons verblijf en we mochten alle bureaus en lokalen bekijken. Voor een gemeente met meer dan 100.000 inwoners was alles wel erg piepklein! Maar er wordt druk gebouwd aan nieuwe lokaties, zodat over enkele jaren ook daar het gemeentehuis wel helemaal vernieuwd zal zijn.

Een dag later reden we naar het stuwmeer van Koupéla, dat door Denemarken is aangelegd. Deze grote barrage zorgt voor het drinkwater van zowel Koupéla als Pouytenga en maakt het bovendien mogelijk dat er op grote schaal tuinbouw wordt uitgeoefend, waarbij twee oogsten per jaar normaal zijn. De resultaten van deze bedrijvigheid zijn dagelijks te zien op de mark­ten van beide grotere plaatsen. In Koupéla bleek een groot internetcafé te zijn met 21 snelle verbindingen, zodat van hieruit de eerste enthousiaste verhalen naar Nederland werden ver­stuurd.

Op 20 december was het dan eindelijk zover, dat de CSPS, de dorpskliniek, zou worden geo­pend. Wij hadden de dagen ervoor al een bezoekje gebracht en vastgesteld dat het geheel er bijzonder fraai uitziet. Het hele terrein is vrij groot en er is voldoende ruimte om te zijner tijd nieuwbouw uit te voeren. Bijzonder aardig is, dat in de beide grote gebouwen, de Dispensaire (EHBO-post) en de Kraamkliniek ook een binnentuintje met een palm is opgenomen. Verder staan er twee verplegerswoningen. De verlichting van beide hoofdgebouwen geschiedt via zonnepanelen, maar er bestaan plannen om de elektriciteit van Pouytenga door te trekken naar Balkiou.

Toen we tegen 10 uur op het feestterrein aankwamen stond daar een grote, schaduwrijke tent met stoelen voor de genodigden. Daar hoorden ook wij bij. Er zaten al tientallen traditionele dorpschefs, maar verder was er nog niet zoveel publiek. Tot onze verbazing kwam even later een busje voorrijden met er bovenop een aantal grote fauteuils en het spreekgestoelte. Dit al­les was afkomstig uit het gemeentehuis en werd ter plekke geïnstalleerd. Vervolgens kwamen er enkele grote auto’s onder politiebegeleiding aangereden met daarin o.a de plaatsvervanger van de voorzitter van de Assemblée Nationale, onze ambassadeur en de Larlé Naaba. Toen iedereen had plaats genomen bleek dat inmiddels ook de rest van het terrein tegenover ons volgestroomd was met honderden mensen. Zij moesten ruim 2 uur in de brandende zon staan, iets wat voor ons onmogelijk was geweest. Er werd een begin gemaakt met een reeks van toe­spraken, die allemaal hetzelfde begonnen met een verwelkoming van de officiële gasten. Na elke toespraak trad een andere lokale groep van mannen op, die fraai uitgedost met trommels, blikjes aan armen en benen en ijzeren instrumenten in hun handen, en begeleid door iemand die op een grote bewerkte runderhoorn blies, hun dansen uitvoerden. Na afloop van dit ge­deelte volgde de officiële opening van de CSPS, met name van de kraamkliniek, gevolgd door een rondgang door het geheel. Intussen ging het trommelfestijn buiten in alle hevigheid door en konden de mensen die urenlang in de zon hadden gestaan hun vreugde uiten met dansen: het Afrikaanse feest was begonnen! De officiële gasten werd gevraagd zich naar Pouytenga te begeven, waar ieder zich in de buurt van het gemeentehuis tegoed kon doen aan eten en drin­ken.

Zondag 21 december werden wij uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de uitreiking van kerst­pakketjes aan een honderdtal weeskinderen bij het weeshuis in de stad. Een deel van de pakjes bestond uit kleding die door de groepsleden was meegenomen vanuit Nederland en verder uit snuisterijen die voor een groot deel vanuit de stichting Help Burkina en een particuliere milde gever waren bekostigd. We waren er getuige van hoe de kinderen een welkomstlied voor ons instudeerden en ten gehore brachten. Groot was hun enthousiasme toen een van onze bege­leidsters de stoute schoenen aantrok en de kinderen mee op “berenjacht” nam. Ondanks de taalproblemen werd uitstekend begrepen wat de bedoeling was en aan de glimmende kinder­snoetjes was duidelijk te zien dat ze dit wel erg bijzonder vonden.

Een volgend onderdeel op deze zondag was een bezoek aan de grote veemarkt van Pouytenga. Het terrein lag weliswaar een fiks eind lopen buiten de stad, maar daar zagen we een enorme massa runderen, schapen, geiten, ezels en kamelen die met grote vrachtwagens ook uit nabu­rige landen werden aan- en afgevoerd. Voor een aantal deelnemers was dit vanwege de mest en stank een minder welriekende ervaring, maar het zien van zoveel vee op één plaats was toch wel indrukwekkend.
Op 24 december in de namiddag werd ik geroepen omdat in de maternité de eerste baby was geboren. Of ik moeder en kind wilde zien. Natuurlijk wilde ik dat en dus begaf ik me naar de kraamkliniek waar ik één van de vrouwen van de plaatselijke chef aantrof die zojuist het leven had geschonken aan haar vierde kindje. Alles was naar wens verlopen en ik kon nu ook met eigen ogen zien, dat een pasgeborene in Afrika behoorlijk blank is. Een beetje hadden wij op een kerstkindje gehoopt, maar dat werd goed gemaakt door het meisje de naam Noëla te ge­ven. Ik mocht haar even in mijn armen nemen, waarop zij positief reageerde door meteen te laten merken dat haar waterhuishouding helemaal in orde was.

Om goed 19.00 uur vertrokken we voor de nachtmis in Pouytenga. Er was ons verteld dat we, als we een plaats ín de kerk wilden bemachtigen voor de Nachtmis die om 21.00 uur zou be­ginnen, toch wel om 20.00 uur aanwezig moesten zijn. We waren zelfs nog wat vroeger en er zaten inderdaad nog niet erg veel mensen binnen. We vonden twee rijen eenvoudige houten banken halverwege de vrij grote kerk. Langzaam stroomde de kerk prop­vol en we zagen dat er zich ook buiten rond de kerk mensen rijendik aansloten. De mis begon stipt op tijd en duurde 2,5 uur. Maar wát een verschil met een mis in Nederland! Of je nu ge­lovig was of niet: je voelde je helemaal opgenomen in deze enorme massa mensen; we ver­stonden geen woord van wat er gezegd was en tóch voelde je je thuis. Uit de reacties van de mensen (wie heeft hier wel eens iemand van enthousiasme tijdens de preek horen juichen?) kon je opmaken dat de preek van de celebrant erg geestig moest zijn. Telkens een redelijk kort fragment en dan werd er een kort lied gezongen. Maar die zang ging zó gelijk en was zó rit­misch, dat je bijna zou denken dat er wekenlang voor geoefend was. Hier maakten we aan den lijve mee, dat re­ligie voor 100% verweven is met het leven van alle dag in Afrika. We keken onze ogen uit op de schitterende kleren van vooral de vrouwen; hoe krijgen ze hun kleding zo schoon als je maar zó weinig water ter beschikking hebt en wanneer de steeds aanwezige wind de hele dag ladingen stof over je heen blaast? Tijdens hoogtepunten van de dienst, zoals bij de consecra­tie, werd met name door een aantal vrouwen op hoge toon “gejuicht”, maar we zagen dat ook mannen hun armen opstaken en bijval uitten.

Na het afsluitende, door iedereen meegezongen “Noël” kwamen tientallen mensen ons Nee- tabo (gezegend feest) wensen, maar tegelijk werd er ook in de kerk gedanst, waarbij de gees­telijkheid zich niet onbetuigd liet. Zó’n kerstmis vergeet je niet meer. Naar ’s lands gebruik begaven wij ons vanuit de kerk naar een dancing in de buurt, waar we nog een uurtje gedanst hebben alvorens de wandeling van drie kwartier naar ons verblijf te beginnen.

Op 2e Kerstdag stond een bezoek aan Kokossin op het programma. In dit dorpje op een dikke 60 km ten zuid- oosten van Balkiou was in 2006 een eerste groep van het Gertrudis geweest voor de oplevering van een ander project van Help Burkina. Bovendien was in 2008 de in 2003 door de stichting gebouwde school met 3 klassen uitgebreid, zodat we op inspectie moesten. Het was een heel gedoe om twee busjes te vinden zodat we met het hele gezelschap konden vertrekken. Opnieuw een staaltje van Afrikaans organisatietalent? Terwijl het pro­gramma al wekenlang vaststond is men kennelijk pas vanmorgen aan vervoer gaan denken. Maar uiteindelijk komt alles goed en vertrekken we een uur te laat. De weg is grotendeels heel redelijk, maar het laatste stuk vóór Kokossin is meer dan erbarmelijk; de laatste regenperiode heeft de weg die in 2006 nog redelijk was, veranderd in een maanlandschap, de ene kuil naast de andere bult en wij hadden natuurlijk allemaal gezien dat de laatste APK- keuring van de busjes minstens een decennium geleden had plaatsgevonden. Maar zodra we het “ontvangst­comité” ontwaarden was alle leed alweer geleden en keken we uit naar wat ons te wachten stond. Bij het nieuwe gedeelte van de school stonden tientallen ouders en kinderen, maar ook de prefect van het district Yargho, waar Kokossin onder valt, en de burgemeester van Tenso­bentenga ons op te wachten. Dan volgen weer de gebruikelijke plichtplegingen, waarna de in­spectie van zowel het nieuwe schoolgebouw als van de in 2006 opgeleverde projecten aan de beurt komt. Alles zag er netjes uit en de groep kreeg de gelegenheid om de omgeving, waar hun voorgangers van 2006 verbleven, te verkennen. Het algemene oordel was wel, dat het verblijf in Kokossin aangenamer moet zijn geweest, omdat de omgeving zo anders is. Iemand merkte op, dat in Pouytenga en Balkiou ontzettend veel zwart zwerfplastic te zien is, terwijl dat in het kleine dorp Kokossin helemaal ontbrak. Bovendien is er in Kokossin een klein stuwmeertje waar de goede kijkers zelfs een krokodil in het water zagen liggen. Kortom: het bezoek aan Kokossin was het zoveelste hoogtepunt van deze reis. Alleen de toestand van de moskee, waarvoor ik sinds 2006 probeer een stenen vervanger te realiseren, was erbarmelijk. Steun van Geert hoef ik natuurlijk niet te verwachten, maar zelfs twee Moslims die uit eigener beweging hulp hebben toegezegd, lijken het uiteindelijk af te laten weten. De moskee is inmiddels een ruïne!

Uiteindelijk breekt natuurlijk toch de laatste dag aan. ’s Morgens brachten we een bezoek aan het Nationaal Museum dat op een enorm terrein gebouwd wordt. Het bestaat uit diverse ge­bouwen in moderne Burkinese architektuur opgetrokken. Twee zijn er nu in gebruik: één met maskers uit het hele gebied van Burkina (8x zo groot als Nederland) met een verklaring voor het gebruik van de diverse maskers. In het andere gebouw zijn de kledingstukken van de di­verse stammen te zien. Ook het materiaal, uiteenlopend van katoen en wol tot boomvezels, dierenhuiden en inlandse zijde, is er te zien met verklarende teksten. Beide gebouwen zien er keurig verzorgd uit en zijn geklimatiseerd. Vanuit het museum gingen we naar het Village Artisanal, waar je souvenirs kunt kopen, maar waar je ook kunt zien hoe allerlei kunstenaars hun voorwerpen vervaardigen. Je kunt daar b.v. van nabij zien hoe bronzen beelden in de cire-perdu techniek worden gemaakt en hoe djembés worden vervaardigd. Na de middag was een bezoek aan een kunstenaar in de stad voorzien, waar ieder tegen schappelijke prijzen zijn laat­ste CFA-franken kon opmaken. De belangstelling voor de djembés was plotseling hevig op­gelaaid, want de prijzen lagen hier behoorlijk laag. Er was gewaarschuwd dat dit ook met de kwaliteit van het hout te maken had en we kregen het advies om thuis de djembés op een stuk zwart papier te zetten om te controleren of er geen houtworm in zat.

Meer dan tevreden reden we terug naar de school Sainte Mère Teresa om aldaar onze koffers in te pakken en voor de laatste keer op het busje te laden. Dachten we bij het komen dat we wel erg veel bagage bij ons hadden die voor een heel groot deel in Burkina zou blijven, bij het vertrek bleek dat de omvang van wat we meenamen nauwelijks kleiner was vanwege de tal­loze djembés.

Het verblijf in Burkina werd afgesloten met een gezamenlijke maaltijd, samen met de mensen uit Burkina die ons steeds terzijde hadden gestaan, in L’eau vive. Dit is een door de nonnen van Moeder Teresa gedreven restaurant in het hartje van de stad. Maar eenmaal binnen kom je in een schitterende binnentuin, waar het rumoer van de stad absoluut niet doordringt. Je kunt daar heerlijk eten, zeker als je het niet zelf hoeft te betalen. Vanuit dit restaurant vertrokken we tegen 21.00 uur naar het vliegveld, de bagage werd ingeklaard en vervolgens was het wachten op de boarding tegen 0.30 u. Het einde van een reis die we nooit meer zullen verge­ten.

De projecten van de Stichting Help Burkina te Oud Gastel worden steeds uitgevoerd met sub­sidie van de NCDO, IMPULSis of Wilde Ganzen.

Posted by:

Share: